De centrale banken van de ontwikkelde landen voeren adaptief monetair beleid om de economie te ondersteunen in de context van de coronavirus pandemie. De meest actief gebruikte instrumenten van hun beleid waren lagere rentetarieven, extra terugverdientijd van staatsobligaties, versoepeling van de reserveverplichtingen voor financiële instellingen en voor door financiële organisaties verstrekte zekerheden. Dit beleid resulteerde in een toename van het begrotingstekort en een snelle stijging van de overheidsschuld.
Volgens een IMF-rapport bedroeg het begrotingstekort in ontwikkelde economieën in 2021 gemiddeld 13,3% van het bbp, dat 3,3% hoger is dan 2019. In december en maart 2020 nam het Amerikaanse Congres een economisch stimuleringspakket aan ter waarde van meer dan 2 biljoen dollar. Het Amerikaanse begrotingstekort steeg van 4,6% van het bbp in 2019 tot 15,2% van het bbp in 2020, wat het hoogste is sinds 1945. Ter vergelijking: tijdens de financiële crisis in 2009 bedroeg het 1,4 biljoen dollar, oftewel 9,8% van het bbp. Zelfs Duitsland, een land dat bekend staat om zijn budgettaire conservatisme, heeft in 2020 een begrotingstekort. De regering besloot samen met andere EU-landen obligaties uit te geven, hoewel dit eerder onaanvaardbaar werd geacht in het kader van het economisch beleid van de staat. Het IMF heeft altijd gepleit voor bezuinigingsmaatregelen en een evenwichtige begroting, dus het is begonnen met het oproepen tot aanvullende financiële prikkels om de economische crisis te bestrijden. Als gevolg hiervan heeft de bruto mondiale schuld de 98% van het mondiale bbp in 2020 benaderd en zal naar verwachting eind dit jaar 99,5% bereiken.
Het is belangrijk op te merken dat het beleid van de autoriteiten niet beperkt bleef tot het verlenen van bijstand aan financiële instellingen en grote ondernemingen, zoals in 2009 het geval was. Geld ging naar de economie via niet-financiële instellingen en naar persoonlijke rekeningen van burgers. Directe overdrachten aan de bevolking stellen een gevaarlijk precedent. Indien alle middelen aan financiële instellingen waren toegezonden, zouden zij hebben bijgedragen tot het verhogen van de waarde van zakelijke aandelen. Het universele basisinkomen dat de overheid van de leidende landen daadwerkelijk gebruikt, heeft echter enorme fiscale kosten en kan leiden tot negatieve economische en sociale gevolgen.
Het vergroten van de rol van het begrotingsbeleid bij het bereiken van macro-economische doelstellingen vergroot het risico van stijgende inflatie en macro-economische instabiliteit. Hoge officiële inflatie en relatief lage aandelenkoersen moeten goud hoog houden, omdat beleggers edelmetaal zien als een middel om risico's af te dekken.